Maz en ik hadden
het vaak over onze vaders. Die van mij is vandaag vijfentachtig geworden. Die van haar eindigde twee
weken geleden in een plas bloed met drie messteken in
zijn rug. Het mes was er aan de voorkant weer uit gekomen. De artsen hadden
zelden zulke brute verwondingen gezien.
Maz en ik zijn
vriendinnen sinds onze studententijd. We raakten een keer aan de praat en zijn
daar nooit meer mee opgehouden. We gingen samen naar college, als we iets in
groepjes moesten doen deden we dat altijd samen. Privé zagen we elkaar ook
vaak, we aten bij elkaar, gingen op stap in vage R ’n B tentjes waar we stiekem
flirtten met alle knappe donkere mannen, ik heb zelfs een keer een week bij
haar gelogeerd toen ik dakloos was.
Behalve onze
studie en muzieksmaak deelden we ook nog iets anders. Onze achtergrond. Zij is
Engels en ik Nederlands, maar we zijn allebei migrantenkinderen. En dat,
ontdekte ik, is een apart soort identiteit, die nationaliteit en geboorteland
overstijgt. Haar ouders kwamen uit Pakistan naar Engeland om de kinderen een
betere toekomst te geven. Die van mij kwamen uit Suriname naar Nederland om
dezelfde reden.
Maz en ik
praatten veel over onze ouders. Over de verscheurdheid die ze soms voelden, die
we zelf soms voelden. Want net als ik werd ook zij in het nieuwe, beloofde land
geboren, het land waar alles beter moest worden, waar ze alles voor hadden
opgegeven. In elkaars verhalen herkenden we de heimwee van onze ouders, de
melancholie waarmee ze praatten over dat oude land, dat verloren was, en in hun
herinnering steeds mythischere vormen aannam. En dat ze tegelijkertijd soms
verafschuwden. En over dat nieuwe land, waar ze misschien wel nooit helemaal
aardden. Over keuzes die geen keuzes waren.
Onze vaders leken
ook gewoon op elkaar. Ongeveer even oud, een baard, zo’n Aziatisch hoofd.
Vriendelijk, zacht, sociaal, met iedereen een praatje maken. Van die mannen die
iedereen kent.
Daarnaast deelden ze nog iets specifieks: een werelddeel. Hoewel de mijne er nooit is geweest liggen
zijn wortels in India. En de raakvlakken met haar Pakistaanse vader bleken
opvallend. We praatten veel over onze vaders, zij kon het Pakistaanse accent
van die van haar perfect nadoen en dan rolden de tranen me over de wangen van
het lachen. We schepten op over de dal van onze vaders. We ontdekten gekke
overeenkomsten in onze toch verschillende afkomsten - dat we vrienden van onze
ouders, en andere ouderen die ons dierbaar zijn ‘oom’ en ‘tante’ noemen bijvoorbeeld, als teken van respect.
Ze sprak mijn
vader een keer aan de telefoon. Zij sprak Urdu tegen hem, hij sprak Hindi
terug. En toen ik haar de hoorn gaf, begon ze met hello uncle. Op dat
moment sloot mijn vader haar in zijn hart, zoals ik dat lang daarvoor al had
gedaan.
Twee weken
geleden liep haar vader naar huis na het avondgebed. De moskee was een halve
kilometer van zijn huis, meer niet. Vaak liep er iemand met hem mee, maar nu
niet, hij liep met een stok.
En toen ineens
was er dat mes. Drie diepe steken. Hij had geen schijn van kans. De
steken zaten in zijn rug. In zijn rúg. Een man van tachtig jaar, die amper kan
lopen. Compleet afgeslacht. Hoe durf je.
HOE DURF JE?
En waarom? Omdat
hij de verkeerde God aanhing. Omdat hij de verkeerde kleur had, het verkeerde
eten at, in het verkeerde land geboren was en toen naar het verkeerde land
emigreerde. Omdat hij op het verkeerde moment de verkeerde persoon tegenkwam.
Dan heb je alles opgegeven wat je kent, een enorm offer gebracht voor de
toekomst, zeven kinderen grootgebracht, tweeëntwintig kleinkinderen. Tachtig
jaar oud. Vijftig jaar getrouwd. De hele buurt noemt je ‘opa’. En dan eindig je
gódverdomme in een plas bloed voor je huis.
Gisteren belde ik
Maz. Ze huilde, en ik wist niet wat ik moest zeggen. Wat moest ik zeggen?
Hoe het met mijn
vader was, vroeg ze tussen haar snikken door. Ik slikte. ‘Die wordt morgen
vijfentachtig’ klonk ineens obsceen. Ik kreeg het bijna mijn strot niet
uit.
Nee, het is niet
altijd tof, zo’n oude vader. Ik zie hem aftakelen op een moment dat ik daar totaal
nog niet klaar voor ben, en dat fucking
hurts. Een anachronisme van onze levensfasen. Ja, dat is moeilijk. Het
maakt me verdrietig, en soms boos. En soms vind ik het oneerlijk dat anderen hun ouders veel langer hebben dan ik. En dan wonen we ook nog zo ver
uit elkaar, waardoor ik ze te weinig zie, met alle schuldgevoelens van dien.
Als ik er tien of twintig jaar af kon kopen, zou ik dat zo doen.
Maz stuurde me
foto’s van krantenkoppen, de moord op haar vader is groot nieuws. Ze stuurde
foto’s van de bloemenzee voor haar ouderlijk huis. De beelden gingen me door
merg en been.
Ik weet niet hoe
lang ik mijn vader nog heb. Nog heel lang, hoop ik. Vandaag wordt hij vijfentachtig.
Ik ga hem knuffelen tot hij er misselijk van is.
En dan nog langer.
Prachtig en vol gevoel beschreven.
BeantwoordenVerwijderen