zondag 9 september 2012

Rauw



Sinds een jaar schrijf ik niet meer voor dagbladen. Dat was even afkicken, want de krant bleek iets wat onder je huid en in je bloed gaat zitten. Het opveren bij nieuws. Dat hart dat sneller gaat kloppen als je weet dat er iets spannends gebeurt. Die adrenalinekick als je een nachtje door moet. Staat te posten na een tip. Als je iets weet wat verder niemand weet. Of als de deadline over vijf minuten is. Dat dus.

Het was even wennen. Ik schreef een verhaal van tweeduizend woorden voor een mannenblad. Althans, dat probeerde ik. Maar na vijfhonderd was ik uitverteld. Het verhaal ging veel en veel te snel. Die rust, die tijd om alles uit te leggen - die was ik niet gewend. 
Een periode brak aan waarin ik probeerde mezelf opnieuw uit te vinden. Dat zou iedereen natuurlijk elke dag moeten doen - en volgens mij is dat ook een proces, iets organisch, omdat alles nu eenmaal stroomt. Maar bij mij stroomde alles even wat harder dan gemiddeld. Ik maakte lijstjes: voor welke bladen zou ik nu echt heel, heel, heel graag willen schrijven? Ik bedacht manieren om dat voor elkaar te krijgen. Ik verzon ideeën om de redacties van die bladen weg te blazen.

Precies op het goede moment hoorde ik dat ik mocht meedoen aan de Expeditie Bladenmaken. Ik stond op de reservelijst, maar er was een afzegging en dus een plekje vrij. Het kostte wat moeite om al mijn plannen om te gooien zodat ik een hele week weg kon, maar het lukte, en het was de moeite waard. Vorige week is er van alles gebeurd, in vijf heel lange dagen. Ik luisterde, praatte, maakte kennis, keek naar projecties, ik maakte opdrachten, ik at een tompoes, overlegde en bedacht. En ik leerde.

En nu? Nu vakantie. Het leek zo'n goed idee: de vakantie meteen achter de expeditie vastplakken. Zodat ik de tijd zou hebben om uit te brakken en bij te komen. Maar nu ik met één been in mijn koffer sta, popelt alles in mij om lekker aan het werk te gaan. Om de interviewtips van Coen Verbraak uit te proberen. Om me eigen te maken wat Harm Ede Botje bedoelde met netwerken. Om met taal te spelen zoals we van Marjolein Doomen en sidekick Joris van Casteren leerden. Om vierentachtig invalshoeken voor een aspergeverhaal te verzinnen - de klassieker van Rob van Vuure.

Gelukkig had ik voor de expeditie wat ideeën gepitcht voor het najaar. Als ik terugkom, liggen er mooie verhalen op me te wachten om geschreven te worden. Ik sta te springen om er mijn tanden in te zetten. Een jaar geleden wist ik niet zo goed wat me te wachten stond, voor het eerst in mijn werkende leven niet meer bij een dagblad - en tegelijkertijd zo veel dagblad in mijn systeem. Vandaag is alles anders. Nu is alles anders. Kom maar door met die toekomst. Ik lust je rauw.