woensdag 30 november 2011

Jaloers

Wat zou ik graag iemand zijn die:

- met vier uur slaap toe kan
- altijd superefficiënt werkt
- en dus bakken tijd en energie overhoudt voor leuke dingen
- alles kan eten zonder een gram aan te komen
- elke dag uitgebreid biologisch kookt, dit alles zonder een greintje stress uiteraard, met een kek schortje voor, in een joekel van een keuken met kookeiland en een oven waar Hans én Grietje zonder enige moeite samen in zouden passen
- primeur na primeur scoort
- nergens bang voor is
- op hoge hakken kan lopen en zich daardoor nooit een lompe koe voelt in gezelschap
- altijd hippe jurkjes draagt en niet stiekem overweegt een politieke partij op te richten voor de joggingbroek
- altijd mindful is
- aan yoga doet en dan niet steeds denkt: had ik er niet veel meer aan gehad om lekker op de bank te liggen met een boek?

Tsja.

maandag 21 november 2011

Grrrrrrrrrr!!!!!

Ik haat boodschappen doen.

Ik haat het zoals een muis een kat.
Ik haat het zoals Cruijf Van Gaal.
Zoals Gargamel smurfen.

Nou ja, dat wil zeggen:
ik ben gek op boodschappen doen, op een idyllisch marktje, en dan urenlang rondstruinen op kekke doch comfortabele schoenen, met een fladderjurkje aan en een lint in mijn haar dat er op gezette momenten heel per ongeluk nonchalant uit lijkt te wapperen. En dan met een mand aan de arm, zo'n gezellige van rotan met een roodwitgestippeld kleedje erin. En dan niet een brood halen, maar even langs dat bakkertje met die biologische croissantjes en macarons, en dan wat vers fruit en lekkere kaasjes en dan ook nog een fles verantwoorde wijn voor in de picknickmand. En daarna met de buit naar huis fietsen op een bakfiets met bloemetjes, om vervolgens met man en blozende kindertjes iets gezelligs te gaan doen, iets met een picknickkleed, in de branding lopen met je schoenen in de hand, fotogeniek glimlachen en uiteraard daarna lang en gelukkig leven.

Zo vind ik het wel leuk. Maar zo gaat het natuurlijk nooit.

In de echte wereld, althans die van mij, is boodschappen doen een keiharde oorlog, een strijd om de diepvriespizza, boodschappenkarren als wapen. Een deinende menigte van mensen die in de weg staan, voor mijn voeten lopen, en altijd weer die studentenopstopping bij de Knorr Wereldgerechten. En kan iemand me uitleggen waarom mensen in dit voorportaal van de hel in godesnaam koffie gaan drinken? Ik bedoel: koffie drinken! In de supermarkt! Why?

Het zal wel aan mij liggen, maar ik krijg altijd de neiging om mensen te gaan slaan met een mandje. Om expres over hun hielen en tenen te rijden met mijn kar. En is u de gelijkenis van een boodschappenwagen en een bokkige stier wel eens opgevallen? Nou, mij wel. Perfect om keihard tegen elkaar aan te rammen, die dingen.

Gelukkig ben ik zzp'er en kan ik de drukste tijden mijden. Gelukkig maar. Anders waren er vast al supermarktdoden gevallen.

dinsdag 15 november 2011

FUCK IT!!!


Ik ben dus verslaafd aan zelfhulpboeken.
Ik blijf ze kopen. En elke keer weer beloof ik mezelf dat dit echt de laatste keer is. Maar ja, elke keer weet ik stiekem ook dat ik dat niet ga waarmaken. Want ik ga weer zwichten. En zeg nou zelf: wat is nou vijftien euro voor eeuwig geluk? Eindelijk een rustig hoofd? Geen slapeloze nachten meer? Precies.

Inmiddels heb ik een indrukwekkend rijtje in de kast staan. Brave meisjes komen in de hemel, brutale overal. Wabi sabi: niet perfect, toch heel gelukkig. Mindfulness for Dummies (die is erg goed trouwens, ook al is de vertaling ronduit ruk). En laten we klassiekers als Piekerprinsessen en het Dertigersdilemma niet vergeten.

Die boeken hebben een averechtse werking, ontdek ik nu. Want men, wat kun je gestresst worden van al die pogingen om te ontstressen. Elke avond weer nam ik me voor om het nu echt helemaal anders te gaan doen. Elke ochtend mislukte dat weer. En voelde ik me een slappeling. Die niet eens de discipline had om elke dag om vijf uur op te staan, een uur te mediteren, twaalf zonnegroeten te doen en te ontbijten met een spinazieshake met een flinke dosis tarwegras. Als ik dat niet eens voor mezelf over had, hoe dacht ik dan ooit gelukkig te worden?

Ik zat wel eens (okee, best vaak) in mijn pyjama achter de computer. En dan voelde ik me heel slecht. Want ik moest eerst een halfuur rekken en strekken, dan mindful ontbijten, me dan aankleden en dan pas achter de computer kruipen.

Nu ontdek ik dat die ontstresspogingen de hel zijn voor een streber zoals ik. Want ik werd er dus ongelukkig van. Tot nu.

Ik heb er weer eentje gekocht. Maar dit is anders (ik weet, dat zei ik van al die andere ook, maar dit is echt anders. Echt!). Mijn nieuwe bijbel heet: Fuck it. Gaat ook over loslaten en je geen zorgen maken. Maar wel in taal die ik snap. Taal waar ik iets mee kan ook. En het is ook meteen zo'n lekker mantra. Fuck it. Fuck it. FUCK IT.

Het echt fijne is: de schrijver rekent ook af met andere loslaattheorieën. De kern: ook het feit dat je moet loslaten, kun je loslaten. En dat is, eigenlijk, best een bevrijdende gedachte. En bevrijdende dingen, daar houd ik van.

Ik zit nog steeds wel eens in pyjama achter de computer. Eet wel eens mijn kopje soep voor de tv tussen de middag, in plaats van urenlang mindful te kauwen op rechtsdraaiende geitenwollensokkenkiemen. En voel me daar niet meer rottig over. Ik pak de controle weer terug. Fuck it!


woensdag 2 november 2011

Gloeilamp


Hoeveel Surinamers zijn er nodig om een gloeilamp te verwisselen?

Vierentwintig.

Eentje die de formulieren verstrekt die nodig zijn voor het verwisselen van de gloeilamp.
Eentje die weet waar die formulieren liggen.
Eentje die geautoriseerd is om de formulieren te pakken.
Eentje bij wie het formulier ingeleverd moet worden.
Eentje die geautoriseerd is om een stempel te zetten.
Eentje die weet waar het stempel ligt.
Eentje die geautoriseerd is het bestempelde formulier aan degene te geven die weet waar de nieuwe gloeilampen liggen.
Eentje die weet waar de nieuwe gloeilampen liggen.
Eentje die de nieuwe gloeilampen mag ontpakken.
Eentje die het formulier en de lamp aan degene geeft die de nieuwe lamp mag verwisselen.
Eentje die geautoriseerd is om te bepalen waar en hoe de nieuwe lamp ingedraaid mag worden.
Eentje die toestemming moet geven om de oude gloeilamp uit te draaien.
Eentje die weet hoe de lamp ingedraaid moet worden.
Eentje die erbij staat en commentaar geeft, omdat hij veel beter weet hoe de lamp ingedraaid moet worden.
Eentje die vastlegt welke procedures worden gebruikt om de lamp te verwisselen.
Eentje die controleert of dat wel echt conform protocol gaat.
Eentje die geautoriseerd is om het stempel te zetten om dat formulier te accorderen.
Eentje die weet waar het stempel ligt.
Eentje die alle formulieren overschrijft omdat het kopieerapparaat stuk is.
Eentje die al die formulieren in drievoud ondertekent.
Eentje die de nieuwe gloeilamp voor geopend verklaart.
Eentje die in een speech van minstens drie uur alle sponsors bedankt, alsmede alle notabelen die het verwisselen van de gloeilamp hebben mogelijk gemaakt, zoals alle leden van de Nationale Assemblee, de bestuursvoorzitter van Fernandes en Clarence Seedorf.
Eentje die er zorg voor draagt dat de oude gloeilamp niet in de glasbak verdwijnt, maar voor iedereen tentoongesteld wordt.
Eentje die de plaquette verzorgt waarop staat dat dit monument is geplaatst ter herdenking van het vroegtijdig heengaan van de oude gloeilamp, inclusief datum en de boodschap dat de oude gloeilamp nooit, maar dan ook nooit, vergeten mag worden.

Zoveel Surinamers zijn er nodig om een gloeilamp te verwisselen, pardon: een andere peer te zetten ;-)

dinsdag 1 november 2011

Waterkant


Op de tweede dag van de vakantie hadden we al een stamkroeg. Amtasa, aan de Waterkant. Een keer een baka bana met saus en een dawetje en je bent verkocht.

Alleen al de muziek. Legendarisch. Wat twintig jaar geleden ook al hopeloos fout was, is hier nu hartstikke hip. Eighties verantwoord meets knuffelrock meets slowdance meets rockballads. Denk Mariah Carey. Denk Michael McDonald. Denk Michael Jackson toen hij nog een neus en een afro had. En dit alles knetterluid. Want subtiel, daar doen we niet aan in Suriname.

Het duurt niet lang of je begint gezichten te herkennen. De gezichten van de mannetjes, bijvoorbeeld. Elke dag zitten ze aan hetzelfde tafeltje. Van hetzelfde terrasje. Op tafel staat een djogo met cupsen. Een fles cola en daarnaast een Borgoe 82.

Er is het mannetje met de scherpe trekken en de pet. De stille. De donkere man met het grijzende haar die steeds het hoogste woord voert. Dat woord wordt steeds hoger, naarmate de drank vordert.

Ik zie eruit als een toerist. Veel te wit om een local te zijn. Dat ik in Nederland altijd moet uitleggen waarom ik zo bruin ben - dat weten ze hier niet. En dan klink ik ook nog eens als Haagse Harry. Het lot bepaalde dat ik in de kou geboren werd, en opgroeide. Geen jeugd dus tussen de palmen, en ook niet de bijbehorende melodieuze dictie. Maar wel: die achtergrond die in mijn bloed zit en door mijn lichaam kruipt. Onzichtbaar misschien. Maar wel degelijk aanwezig.

Ze zit in de vanzelfsprekendheid waarmee ik dingen snap die een echte toerist niet snapt. De vertrouwdheid. De namen die ik al ken uit anekdotes. De moppen die voor een 'echte' toerist nieuw zijn, maar voor mij een sik van een meter hebben. In de routine waarmee ik een tjoeri maak. En in de taal. Want die versta ik. Nou ja, een beetje dan.

Nou wil het toeval dat mijn grootste hobby mensenkijken is. En mensenluisteren. En niemand verwacht het, dus dat is mooi, en ik kan stiekem gesprekken volgen.

De man met het grijze haar is op dreef. 'Ik ben een stadsneger', hoor ik hem zeggen. Een paar Parbootjes later begint hij een nieuwe monoloog, over boslandcreolen. Die zijn, volgens hem, net als Friezen. Op zichzelf, teruggetrokken, een eigen taal. Even overweeg ik me ermee te bemoeien. Te zeggen: wat toevallig! Ik heb er eentje bij me! Dit is hij! Eh, een Fries dan. Maar ja, dat is ook weer zoiets en bovendien zit die Fries er helemaal niet op te wachten om involved te raken in een discussie over stads- en bosnegers.

Ik word er mijmerig van. Hoe anders had mijn leven kunnen zijn als mijn ouders in 1975 een andere keus hadden gemaakt? Zou ik dan wel journalist zijn geworden? Zou ik dan ook zo eigenwijs zijn geweest of mezelf juist braaf die enorm stroperige schrijfstijl hebben aangemeten die hier bon ton schijnt te zijn? Zou ik dan gelukkig zijn? Wat zouden mijn broers dan zijn gaan doen? Zou mijn vader hier ook elke dag zitten, hier aan de Waterkant?

Net als ik aan het dagdromen ben geslagen, neemt het gesprek van de mannetjes een andere wending. Hoe het kon gebeuren heb ik even gemist, maar ineens slaat de man met het grijze haar met de vuist op tafel en roept: 'Nou, voor mij is hij nog steeds een moordenaar!'

Zo maar een middag aan de Waterkant, onder de amandelbomen waar het leven besproken wordt. En het leven, o boi, dat is me hier nogal wat.

Zonet heb ik mijn collega's van het vliegveld gehaald, en er zal gewerkt worden. We gaan op reportage in het Surinaamse dorp Groningen; zij voor Rtv Noord, ik voor het Dagblad van het Noorden. Extra bijzonder voor mij, want ik ga op zoek naar mijn eigen roots.

Mijn vakantie zit erop, in drie weken dolce far niente in het land waar mijn ouders werden geboren. Nog een weekje werken, dan vliegen we weer terug de kou in. Dan mag ik weer uitleggen waarom ik zo bruin ben. En waarom ik niet pikzwart ben - dat is toch gek als allebei mijn ouders uit Suriname komen?

Ik geniet nog even van het land waar iedereen het gewoon snapt. En dit voorjaar, als onze reportages worden uitgezonden en gepubliceerd, zult u het ook snappen. Nog even geduld dus. Neem ik in de tussentijd nog een dawetje.