Meisje
Soms moet je
er even aan herinnerd worden waar je mee bezig bent. Zie, de journalistiek is
een prachtig vak. De valkuil echter is dat je, terwijl je midden in de wereld
staat, tegelijkertijd van diezelfde wereld kunt vervreemden.
Drie weken
en vier dagen werkte ik bij deze krant, toen er een meisje van zestien werd
aangetroffen in een weiland. Ze was verkracht en haar keel was doorgesneden. De
geschiedenis is bekend. Geruchten, verdachten, eieren. Een radiostilte, een dna-onderzoek.
Daar sta je dan als beginnend journalist.
Het verhaal
ging verder. Een jaar na dato, twee jaar na dato, ik maakte het allemaal mee.
De persconferenties, de misdaadverslaggever. En weer geen dader. Ik
registreerde. Ik schreef, zo veel dat ik dacht: ik moet maar een boek
schrijven, want mijn hoofd gaat barsten.
De laatste
tijd voelde het anders. Ik zat ergens mee en wist niet waarmee. Het had met het
meisje te maken. Laatst overkwam het me. Iets zei me dat ik eens in het dorp
moest gaan kijken. Moest zien, weten wie daar woonden, rondliepen, leefden. Ik
stapte in de auto richting Noordoosthoek.
Een dik half
uur later stond ik aan haar graf. Dat was geen toeval. Ik moest het doen. Ik
had een bloem meegenomen en legde stilletjes de witte aronskelk op de koele
steen. 'Der sil gjin dei begjinne dasto net by ús bist', staat erop.
In tranen
las ik het gedicht van haar beste vriendin. ‘Waar ben je?’, vraagt zij. Op de
steen staat ook, in tweevoud, die andere vraag waarop nooit een antwoord komt.
‘Wêrom?’
Een tijdje
stond ik daar, verstomd. De begraafplaats was verlaten, een enkele merel
verbrak de stilte. Verzonken in gedachten ging ik weer mijns weegs.
Op straat
fietste een man. Hij stapte af en vroeg me of ik de weg wist. Ik schudde mijn
hoofd. ‘Ik weet het niet’, zei ik zachtjes. ‘Ik weet het echt niet.’
...................................................
Deze column schreef ik in het Friesch Dagblad. Het was 9 juli, het jaar 2001. Aan de vooravond van het proces tegen Jasper S. leek het ineens een goed idee om hem met jullie te delen.
Ik zat vaker bij rechtszaken. Ik hoorde vaker gruwelijke details, die ik soms niet eens kon gebruiken voor de krant waarvoor ik schreef, omdat ze gewoon te afschuwelijk waren. Ik ben, bedoel ik er maar mee te zeggen, beslist geen mietje.
Toch zie ik heel stiekem een klein beetje op tegen morgen. Dit voelt anders. Dit is anders. De zaak-Vaatstra loopt parallel aan mijn hele werkende leven. Ik schreef er al vaak over, artikelen voor kranten en bladen, maar ook in de blog-sfeer. Dit is niet zo maar een rechtszaak. Dit is de zaak-Vaatstra. De moord op Marianne. De dag waarvan ik me - en zovelen met mij - bijna veertien jaar heb afgevraagd of hij ooit zou komen. En hoe hij zou zijn. Die dag is hier.
Misschien komt het doordat ik de zaak al volg vanaf de eerste dag. Misschien komt het doordat de zaak me gewoon niet losliet. Misschien omdat ik ook een klein zusje ben, zoals zij, een nakomertje. Omdat ik ook een meisje van zestien ben geweest, met grote broers die het voor me opnamen en die me af en toe een tientje toestopten. Zoals grote broers doen. Misschien komt het door een combinatie van dit alles. Maar het lijkt alsof ik Marianne een klein beetje heb leren kennen. Alsof ze ergens tussen 1 mei 1999 en nu onder mijn huid is gekropen. In mijn bloed is gaan zitten. En dat ik me dat nooit zo realiseerde. Tot deze avond.
Het was 9 juli, het jaar 2001. Nu is het 27 maart, het jaar 2013.
Sommige dingen zijn veranderd. We weten wat er is gebeurd. We weten wie het gedaan heeft. En hopelijk komt er eindelijk, ein-de-lijk, dan toch een antwoord op die vraag. Die ene vraag, op haar steen.
Het was 9 juli, het jaar 2001. Nu is het 27 maart, het jaar 2013.
Sommige dingen zijn veranderd. We weten wat er is gebeurd. We weten wie het gedaan heeft. En hopelijk komt er eindelijk, ein-de-lijk, dan toch een antwoord op die vraag. Die ene vraag, op haar steen.
Waarom?
Andere dingen zijn dan weer helemaal niet veranderd. Want weet je? Ik weet het nog steeds niet.
Ik weet het echt niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten