donderdag 16 mei 2013

Vaders


Maz en ik hadden het vaak over onze vaders. Die van mij is vandaag vijfentachtig geworden. Die van haar eindigde twee weken geleden in een plas bloed met drie messteken in zijn rug. Het mes was er aan de voorkant weer uit gekomen. De artsen hadden zelden zulke brute verwondingen gezien. 

Maz en ik zijn vriendinnen sinds onze studententijd. We raakten een keer aan de praat en zijn daar nooit meer mee opgehouden. We gingen samen naar college, als we iets in groepjes moesten doen deden we dat altijd samen. Privé zagen we elkaar ook vaak, we aten bij elkaar, gingen op stap in vage R ’n B tentjes waar we stiekem flirtten met alle knappe donkere mannen, ik heb zelfs een keer een week bij haar gelogeerd toen ik dakloos was.

Behalve onze studie en muzieksmaak deelden we ook nog iets anders. Onze achtergrond. Zij is Engels en ik Nederlands, maar we zijn allebei migrantenkinderen. En dat, ontdekte ik, is een apart soort identiteit, die nationaliteit en geboorteland overstijgt. Haar ouders kwamen uit Pakistan naar Engeland om de kinderen een betere toekomst te geven. Die van mij kwamen uit Suriname naar Nederland om dezelfde reden.

Maz en ik praatten veel over onze ouders. Over de verscheurdheid die ze soms voelden, die we zelf soms voelden. Want net als ik werd ook zij in het nieuwe, beloofde land geboren, het land waar alles beter moest worden, waar ze alles voor hadden opgegeven. In elkaars verhalen herkenden we de heimwee van onze ouders, de melancholie waarmee ze praatten over dat oude land, dat verloren was, en in hun herinnering steeds mythischere vormen aannam. En dat ze tegelijkertijd soms verafschuwden. En over dat nieuwe land, waar ze misschien wel nooit helemaal aardden. Over keuzes die geen keuzes waren.

Onze vaders leken ook gewoon op elkaar. Ongeveer even oud, een baard, zo’n Aziatisch hoofd. Vriendelijk, zacht, sociaal, met iedereen een praatje maken. Van die mannen die iedereen kent.

Daarnaast deelden ze nog iets specifieks: een werelddeel. Hoewel de mijne er nooit is geweest liggen zijn wortels in India. En de raakvlakken met haar Pakistaanse vader bleken opvallend. We praatten veel over onze vaders, zij kon het Pakistaanse accent van die van haar perfect nadoen en dan rolden de tranen me over de wangen van het lachen. We schepten op over de dal van onze vaders. We ontdekten gekke overeenkomsten in onze toch verschillende afkomsten - dat we vrienden van onze ouders, en andere ouderen die ons dierbaar zijn ‘oom’ en ‘tante’ noemen bijvoorbeeld, als teken van respect.

Ze sprak mijn vader een keer aan de telefoon. Zij sprak Urdu tegen hem, hij sprak Hindi terug. En toen ik haar de hoorn gaf, begon ze met hello uncle. Op dat moment sloot mijn vader haar in zijn hart, zoals ik dat lang daarvoor al had gedaan.

Twee weken geleden liep haar vader naar huis na het avondgebed. De moskee was een halve kilometer van zijn huis, meer niet. Vaak liep er iemand met hem mee, maar nu niet, hij liep met een stok.

En toen ineens was er dat mes. Drie diepe steken. Hij had geen schijn van kans. De steken zaten in zijn rug. In zijn rúg. Een man van tachtig jaar, die amper kan lopen. Compleet afgeslacht. Hoe durf je. 

HOE DURF JE?

En waarom? Omdat hij de verkeerde God aanhing. Omdat hij de verkeerde kleur had, het verkeerde eten at, in het verkeerde land geboren was en toen naar het verkeerde land emigreerde. Omdat hij op het verkeerde moment de verkeerde persoon tegenkwam. Dan heb je alles opgegeven wat je kent, een enorm offer gebracht voor de toekomst, zeven kinderen grootgebracht, tweeëntwintig kleinkinderen. Tachtig jaar oud. Vijftig jaar getrouwd. De hele buurt noemt je ‘opa’. En dan eindig je gódverdomme in een plas bloed voor je huis.

Gisteren belde ik Maz. Ze huilde, en ik wist niet wat ik moest zeggen. Wat moest ik zeggen?
Hoe het met mijn vader was, vroeg ze tussen haar snikken door. Ik slikte. ‘Die wordt morgen vijfentachtig’ klonk ineens obsceen. Ik kreeg het bijna mijn strot niet uit.

Nee, het is niet altijd tof, zo’n oude vader. Ik zie hem aftakelen op een moment dat ik daar totaal nog niet klaar voor ben, en dat fucking hurts. Een anachronisme van onze levensfasen. Ja, dat is moeilijk. Het maakt me verdrietig, en soms boos. En soms vind ik het oneerlijk dat anderen hun ouders veel langer hebben dan ik. En dan wonen we ook nog zo ver uit elkaar, waardoor ik ze te weinig zie, met alle schuldgevoelens van dien. Als ik er tien of twintig jaar af kon kopen, zou ik dat zo doen.

Maz stuurde me foto’s van krantenkoppen, de moord op haar vader is groot nieuws. Ze stuurde foto’s van de bloemenzee voor haar ouderlijk huis. De beelden gingen me door merg en been.

Ik weet niet hoe lang ik mijn vader nog heb. Nog heel lang, hoop ik. Vandaag wordt hij vijfentachtig. Ik ga hem knuffelen tot hij er misselijk van is. 
En dan nog langer.